Heemkundekring

Rosmalen

25 OKTOBER 1505: HEERLIJKHEID ROSMALEN

Het begrip 'Heerlijkheid'
Op dinsdag 25 oktober 2005 was het precies 500 jaar geleden dat aan ridder Jan van Baexen de heerlijkheidsrechten over Rosmalen werden verleend. Het was tegelijkertijd een erkenning van Rosmalen als zijnde een heerlijkheid. De Heemkundekring Rosmalen stond hier toen even bij stil.

Wat wij momenteel vooral onder 'heerlijkheid' verstaan mag niet verward worden met hetgeen 500 jaar geleden met een 'heerlijkheid' werd bedoeld. De 'dikke' Van Dale geeft liefst acht betekenissen voor het woord 'heerlijkheid':
1. luisterrijke staat (pracht, glans);
2. de lichtglans, de luister die God omgeeft;
3. hoge of hoogste (hemelse) volmaking;
4. gelukzaligheid;
5. grootsheid, verhevenheid;
6. iets heerlijks, m.n. iets lekkers;
7. gebied van een heer, thans nog een goed aan het bezit waarvan een titel en sommige rechten verbonden zijn [M.V.: hiermede de naams-verklaring 'heerlijkheid (van) Rosmalen'];
8. het geheel van de heer toekomende rechten en bevoegdheden [M.V.: een lage, middelbare en hoge heerlijkheid].
Wordt anno 2005 (40 jaar na het Tweede Vaticaans Concilie) vooral aan de betekenis onder '6.' (lekker eten) gedacht, voor ons verhaal zijn enkel de onder '7.' en '8.' genoemde naamsverklaringen van belang.

In de handleiding 'Noord-Brabant tijdens de Republiek' besteedt J.G.M. Sanders een apart hoofdstuk aan heerlijkheden en domeinen waarvan al voor 1572 sprake was. Voor een beter begrip van de middeleeuwse term nemen we hieruit enkele 'perikopen' letterlijk en/of bewerkt over.

De begrippen heerlijkheden en domeinen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het zijn begrippen die in de Middeleeuwen onderdeel hebben uitgemaakt van het feodale of leenstelsel. Het domein van een heer kunnen we definiëren als alle goederen en rechten die in een bepaald gebied (dominium) in handen waren van de persoon die er heer (dominus) was. Deze rechten strekten zich o.a. uit tot bestuur en rechtspraak. Om allerlei redenen kon hij een deel van deze rechten losmaken van zijn domein en in leen uitgeven.

heerlijkheid01klOnder een heerlijkheid wordt meestal verstaan het geheel van goederen en rechten dat vastzit aan het bezit van een gebied. Ook het gebied zelf heet heerlijkheid. Heerlijkheden waren zeer wisselend van omvang en samenstelling. Nu eens bestonden ze uit niet veel meer dan een gehucht waar enkele tientallen personen woonden, dan weer strekten ze zich uit over een veel groter gebied. Met het uitgeven van heerlijkheden gaf de vorst overheidsrechten uit handen. Het recht op de rechtspraak is hiervan het belangrijkst.

De heerlijkheden waarvan de heren stukken overheidsgezag in bezit hadden, zijn op het punt van justitie te onderscheiden in heerlijkheden met een hoge, middelbare of lage justitie. De heer van een heerlijkheid met hoge justitie had het recht misdrijven te berechten waarop lijfstraffelijke (waaronder ook 'halsrecht'= doodstraf) of onterende vonnissen uitgesproken konden worden. Het recht van de lage justitie beperkt zich tot civiele en boetstraffelijke zaken, alsmede de vrijwillige jurisdictie. De middelbare justitie is het meest vage gebied. Deze kan van periode tot periode en van plaats tot plaats verschillen.

Aan het einde van de Middeleeuwen zijn de meeste heerlijkheden lenen (feodale heerlijkheden), slechts enkele zijn vrije eigendommen en worden van niemand in leen gehouden (allodiale heerlijkheden). Door vererving bleven feodale heerlijkheden in de familie. Meestal keerden ze weer naar hun oorspronkelijke eigenaar, de leenheer, terug als de familie uitstierf.

De behoefte van de overheid aan grote hoeveelheden geld introduceerde in de late Middeleeuwen een andere manier om heerlijkheden economisch te benutten. Een niet in leen uitgegeven heerlijkheid bezorgde de overheid jaarlijks een bepaalde hoeveelheid inkomsten. In plaats van de heerlijkheid al dan niet in ruil voor een geldbedrag, in leen uit te geven of zelf te exploiteren gaf de overheid haar in pand voor een groot bedrag ineens. De geldschieter, de pandheer van de heerlijkheid, mocht in ruil daarvoor de heerlijkheid exploiteren en ermee handelen alsof het zijn eigen goed was, totdat de overheid het bedrag terugbetaalde.
heerlijkheid02kl

Rosmalen, een Heerlijkheid
Verscheidene dorpen waren oorspronkelijk niet in leen uitgegeven, maar hadden op een bepaald moment toch een heer. Zoals hiervoor vermeld zorgde de grote behoefte van de hertog aan contant geld ervoor dat de dorpen niet langer meer in leen werden gegeven, maar verpand. Na een verpandingsgolf in de jaren tachtig en negentig van de veertiende eeuw is er ook een aan te wijzen in 1505. Toen werd de hoge, middelbare en lage heerlijkheid van de dorpen Bakel, Berlicum en Middelrode, Nuland, Rosmalen, Schijndel, Vlierden en Vught, en de hoge heerlijkheid van Deurne in pand uitgegeven.

De verpanding van Rosmalen op 25 oktober 1505
Bij het afscheid van Rosmalens burgemeester Jhr. H.C.F.C. von Heyden (23-01-1923 / 01-05-1955) verscheen het boekwerkje "Rosmalen in Oude Tijden". Op de pagina's 13 t/m 16 is daar een uittreksel opgenomen uit het Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden.

heerlijkheid03klSprekende over Rosmalen wordt geciteerd:
"Deze gem. was vroeger een heerl., wordende de hooge en lage heerlijkheid daarvan, benevens de jagt, in het jaar 1505, door Filips III, beleend aan den Ridder Jan Bacx; doch de stad
's Hertogenbosch lostte, weinige jaren daarna, het dorp ROSMALEN weder in, voor 1116 Rijnsche guldens 16 stuivers en 6 deniers (1563 guld. 22½ cent). Zij kortte die penningen in 1511 van de bede des Hertogs."

In de winter van 1504-1505 verbleef Filips de Schone met zijn vader Maximiliaan gedurende meerdere maanden in 's-Hertogenbosch. De Spaanse opvolgingsproblemen, die ontstonden na de plotselinge dood van zijn schoonmoeder, koningin Isabella van Castilië, noopten Filips een dure reis naar Spanje te maken.

Op 25 oktober 1505 werd te Brussel een charter uitgevaardigd, waarvan de inhoud, naar een regest van J.N.G. Sassen, luidde: "De drie staten van Brabant stemmen toe dat de koning van Castille, aartshertog van Oostenrijk enz. op de domeinen van Brabant twee duizend kroonen 's jaars zal verkoopen behalve de zes duizend Rijnsgulden vroeger toegestaan, zulks om te voorzien in de kosten zijner reis naar Spanje".

heerlijkheid04klPhilips de Schone verkocht dus een deel van zijn domeinen en heerlijkheden om met de opbrengst zijn reis naar Spanje te kunnen betalen. Overigens zou die reis niet zo voorspoedig verlopen. Een 'groeten tempeest ende storm van winde' dreven koning Philips en zijn vrouw Johanna naar Engeland.

Januari 1506: Philips de Schone verzeilt in noodweer en strandt op de Engelse kust.
Eenmaal in Spanje aangekomen "nyet lange en leefden hii want hy wairt vergeven, zoe die fame ginc, ende sterff den XXVIen dach septembris int iaer sess naestvolgende".

In zijn Verzameling van Kronyken enz. heeft C.R. Hermans een kroniek van Aelbertus Cuperinus opgenomen, waarin deze schrijft:
"Int iaer ons Heeren dusent ccccc en vyff werden sekere dorpen vercoft in die meiery vanden Bosch tot behoeff van den coninc van Castillien, onse prinche Philips, die nu tweedemael in Spaengien reisen wilde; ende inden eersten coft heer Cornelis van Sevenbergen Berlecom en Schyndel, meester Ian van Vladeracken, heere van Geffen, cofte Nulant, heer Ian van Doerne, een domheere canonick tot sinte Lambert te Luyck, cofte Vlierden en Bakel, Lambert Millinc, heer van Waelwyck cofte Vucht biden Bosch, heer Ian Bacx, ridder en leechschoutet vanden Bosch, cofte Roesmaelen." Cuperinus voegt hieraan toe: "In desen tyde fundeerde heer Ian Bacx voorschreven een clooster tot Roesmalen van Regularissen, dat welck men nu noemt sinte Annen borch, ende sommighe susteren wt den Wynmolenberch hebben den oerden vanden regulieren in dit clooster bestaen, ende heer Ian Bacx suster was die mater of priorinne."

Cuperinus heeft bij het samenstellen van "Die Chronicke vander vermaerder ende vromer stadt van Tsertogenbosch" dankbaar gebruik gemaakt van de kroniek van Brabant en in het bijzonder van de stad 's-Hertogenbosch van de oudste tijden tot 1523. Deze is in een handschrift van Peter van Os, secretaris van 's-Hertogenbosch, vastgelegd. Hieruit de navolgende tekst:
"Consent dat coninc Philips zyn demeynen mocht vercopen ende belasten.
Item ende omme die voirs.reyse in Spaengien te doen, soe behoefden coninc Philips voirs. vele geltz ende al had hy vele beden ende scattingen van den lande gehadt, zoe most hy vele meer hebben ende vergaderden alsoe die Staten van zynen landen om hoir consent te crigen te vercopen een deel van zynen dameynen ende heerlicheiden, dat hem dwaesselic wairt consenteert van den Staten van Brabant, van Henegouwe, Hollant ende Zelant, mar die Vlamynge en dedens alsoe nyet.

Van den vercope der demaynen.
Ende als coninc Philips voirs. aldus consent hadde te moegen vercopen, soe worden bynnen deser meyeryen van sHertogenbosch vercoft dese dorpen ende heerlicheiden, te wetene: Berlyckem, Scynle, dairaf coeper heer Cornelis van Bergen, Nulant, dairaf was coeper meester Ian van Vladeracken, Bakel, Vlierden, emptor (= koper) magister Iohannes de Doern, canonicus Leodiensis (= Luiks kanunnik), Vucht, emptor Lambertus Millinc, Roesmalen, emptor dominus Iohannes de Baecx; dese twee dorpen Vucht ende Roesmalen zyn weder bii myddel deser stat gelost, van welker vercopinge sekere acten zyn expedieert, dierste van den daet den XXIen dach der / maent van meye int iair vive voirs. ende dander van den daet den XXVen dach octobris oeck in den voirs. iair vive ende dierste inhoudende tconsent van den Staiten tot VIM Rynsgulden toe erflic ende dander tot IIM croenen tsiaers ende elcken penninc weder te moigen lossen met XVI gelycke penningen;

Condicie dairop die vercopinge is gedaen van den heerlicheiden, dorpen, etc. ende welke vercopinge gesciet is op vorwarde dat diegeen die ennige heerlicheiden oft andere porcelen van den demaynen copen oft vercrigen zullen, heerlijkheid05klhoer dyeneren oft officieren die nyet vorder oft anders en zullen besitten, gebruycken oft doen bedienen dan alzoe die onder onsen genedigen voirs. ende zynen voirvorderen beseten, gebruyct ende bedient zyn geweest, zoedat die prelaten, edelen ende steden dairby in hoeren rechten nyet vercort oft vermindert en worden; dat oic die vercrigers oft coepers hoir ondersaten nyet en zullen moegen belasten met incoempsten oft aenverdinge der voirs. heerlicheiden oft porcelen, beden, subvencien, gratuiteyten oft andere belastinge, hoedanich die zyn oft genoempt zouden moigen worden; prout in actis incipientibus: 'Naedien onse heer' etc. et comprehensis foliis Vc XLVI, XLVII."

Dat gedurende de daaropvolgende jaren Jan van Baexen de titel "Heer tot Rosmalen" ook daadwerkelijk voerde, blijkt o.a. uit hetgeen is opgenomen in de uitgebreide verzameling oorkonden en cartularia door Alphons Verkooren. In Cartulaire XXX f.108-123 (huidig nr.: Chambre des Comptes nr.16) lezen we: "Jean van Baecx, drossart de Gorinchem (Gorckem), la haute, moyenne et basse seigneurie de Rosmalen (Roesmalen).

In soortgelijke termen drukt ook de tekst op een fiche van Cuijpers van Velthoven zich uit: "Rosmalen, 1506, Heeren Jannen van Baecx, ridder, Drossaert van Gorinchem, houdt te leene van Onsen Heer den Coninc, de hooge, middele ende leege heerlicheyt van Roesmalen ende hueren toebehoirten, metten chijnsen totter selver heerlicheyt toebehoirende, gedraegende 'tsamen op LXIX £ XVI S."

De eerste rekening en verantwoording, die hij als laagschout overlegt, begint met: "Rekeninge heere Jans van Baexen, riddere, here tot Roismalen onderscoitthet van den Bossche des Keijsers ende ons genedigen heeren des Eertshertogen van Oistrijcke, ...".
Dezelfde terminologie wordt bij latere verantwoordingen (tijdens de periode dat hij zich nog Heer tot Rosmalen mag noemen) herhaald.

De datum zaterdag 25 oktober 1505 beschouwen we als het officiële begin van de Heerlijkheid Rosmalen.

De inlossing van Rosmalen
Het is een feit, dat Rosmalen als zelfstandige heerlijkheid geen erg lang leven was beschoren. Nog geen 6 jaren later vond de inlossing plaats. Peter van Os schrijft in zijn kroniek:

"Lossinge van Vucht, Roesmalen. In den voirs. iair thien dese stat vercreech weder tot behoeff ons genedigs heren die dorpen van Vucht enede Roesmalen, die vercoft waren als voirs. is in den iair vyff, ende Ian van Baex, leechscouthet, ontfinc die weder tot behoeff ons genedichz heren int iulio."

Een regest door Sassen op een over deze zaak handelend charter luidt: "15110/11 Gend, 26 maart. Keizer Maximiliaan en Karel, Aartshertog van Oostenrijk enz., vergunnen aan de stad 's-Hertogenbosch om de dorpen Vught en Rosmalen, die verpand waren, te lossen, en de helft der gelden daartoe benoodigd te nemen van haar aandeel in de loopende bede in drie termijnen; voorts dat de stad in die dorpen als ook in het kerspel Berlicum, gedurende 10 jaren mag heffen de accijnsen op bier, brood, wijn, vleesch, enz. die binnen de stad geheven worden, onder verbod dat binnen eene halve mijl rondom de uiterste palen dier dorpen, nieuwe herbergen, bakkerijen, brouwerijen, enz. worden opgerigt en dat niemand ten nadeele van de inning der accijnsen buiten die dorpen mag gaan teere, drinken of logeren."

heerlijkheid06klIn de Stadsrekening van St.Remeys 1510 tot St.Remeys 1511 wordt onder Ontvangsten gesproken over de verkoop van lijf- en losrenten om met het daardoor te verkrijgen kapitaal "by accorde ende quonsent van den drien leden deser stat, te lossen ende de quyten die vercochte Heerlicheden van Vucht ende Roesmalen mits sekere redenen der stat dairtoe porrende".

Voornoemde rekening (eveneens naar R.A. van Zuijlen) bevat onder Uitgaven:
"Item die voirs. Rentmeester (des Hertogs in het kwartier van 's Hertogenbosch) noch tot behoef Heeren Jannen van Baecx Ridder ende onder Scouteth deser stadt, omme te lossen die heerlicheyt ende tdorp van Roesmalen by seliger onser genedichsten Heer Hertoige Philips, de Coninck van Castilien; in zynre voyagien ende reysen van Spaengien, aen den selven Heer Jannen van Baecx vercoft ende verset voer die somme van 1116 £ 16 schel. 5 deniers 4n 2 ptarn. Ende vuyt dien dese voirs. stat groeten scaide ende hynder dair by hadde in huer assynsen, van buyten te ghaen drinken, theeren ende loigeren, mits brieve ende octroye ons voirs. genedichsten Heer, tvoirs. dorp van Roesmalen gelost, met quondicien die voirs. penninghen der voirs. lossingen, die helft dair van in drien termynen vander lopender beden onssen genedichsten Heer te cortten St.Jansmisse 1511 aengaende ende incluys, alsoe vuyt ordinancie deser stat ende mits vercoep van lyfrenten ter cause van dien gedaen, die voirs. penningen der lossingen betaelt q. vz. 1116 Ryns. gul. 16 st. ½ ort.
Item die voirs. Heer Jannen, alsnoch mits appointemente voer zyn costen, brief ende vervolgh int vercrigen der voirs. heerlicheyt gedaen, ende by hem tegens die voirs. lossingen niet geopponeert en hadde noch resistencie en dede, ende voer dienst hy nader lossinge van insetten ende acceptatien na inhoudt den brieven van octroye ende den bevelen ons voirs. genedichsten Heeren gedaan heeft, hem toegevueght waert 40 phs. gul. q. vz. 50 Rins. gul."

Jan van Baexen, Ridder, Heer van Rosmalen, 1505-1511
heerlijkheid07klJan van Baexen is mogelijk kort na 1450 geboren op de hof 'De Haard' nabij zijn latere heerlijkheid 'Coninxvrij' te Haps. Van oorsprong is hij Geldersman. Het Land van Cuijk wordt pas in 1481 definitief van Gelre afgescheiden en nauwer met Brabant verbonden. Tijdens de Gelders Oorlog (1492-1543) kiest men voor de afstammelingen van Egmond (tegen Karel van Egmond / Gelre) en daarmee voor het Bourgondisch-Habsburgse huis.

Wouter van Baexen, vader van Jan, koopt in 1463 de helft van de functie van ambtman in het Ambt van Maas en Waal. Een belangrijke funktie in het Kwartier bvan Nijmegen, welke na zijn dood in 1483 overgaat op Hendrik, broer van Jan. Hun moeder, Johanna, stamt waarschijnlijk uit het geslacht Heym, dat, behalve in het Land van Cuijk, o.a. gronden in de omgeving van 's-Hertogenbosch bezat, zo ook te Rosmalen. Het gezin van Baexen telde 4 zonen (Wouter, Hendrik, Jan en Jasper) en minstens 3 dochters, waarvan Agnes als priorin van het klooster Sinte Annenborch te Rosmalen wordt vermeld.

Wouter, de oudste broer van Jan, huwt met Cornelia Oem van Bochoven (oudtante van de echtgenote van Gerard van Vladeracken en nicht van de echtgenote van Jan van Renesse, die allen dezelfde naam dragen). Jan Marten Monicx, een oudoom van deze Cornelia, spoort Jan aan om ook een wettige vrouw voor kerk en priester te trouwen. In 1484 blijkt hij dan gehuwd te zijn met Gheertruyt van der Aa. Samen gaan ze wonen in een huis van de familie van der Aa in de St.-Jorisstraat te 's-Hertogenbosch. Gheertruyt sterft in 1523. Jan hertrouwt dan met Elisabeth van Herff. Uit beide huwelijken worden geen wettige kinderen geboren.

heerlijkheid08klJan van Baexen heeft zich in dienst gesteld van Maximiliaan van Oostenrijk, Filips de Schone en Margaretha van Oostenrijk.

Reeds in 1484 wordt hij benoemd tot Drossaard van Gorinchem, een functie die hij gedurende 24 jaren zal blijven bekleden. Wanneer hij in 1499 (tijdens het bewind van de beruchte paus Alexander VI) een reis (pelgrimstocht?) naar Rome maakt, wordt hij tijdelijk in dit ambt vervangen door zijn broer Hendrik.

Waarschijnlijk mede door toedoen van zijn echtgenote Geertruyt, maar meer nog door het belang van 's-Hertogenbosch (de vierde stad van Brabant na Leuven, Brussel en Antwerpen) blijft Jan aan onze omgeving gebonden. Bekend is, dat hij op 1 juli 1485 een akte laat opmaken waarin hij de naam van het castrum Rodenborch (voorheen eigendom van Aert Heym) laat veranderen in Sinte Annenborch, medestichter genoemd wil worden van het daar te vestigen Augustinessenklooster en een bepaald aantal missen opgedragen wenst te zien ter intentie van zijn naaste familie. Aan de Augustinessenborch bevindt zich anno 1997 ten zuiden van de voorburcht nog de motte (naast die van Altena de enige niet afgegraven kasteelterp in Noord-Brabant). Zo'n 250 jaar geleden is daarop de nu zeer fraaie grootbladige linde geplant.

Als ridder trekt Jan van Baexen, aan de zijde van Jan van Egmond, stadhouder van Holland, eerst ten strijde tegen de Hoeken en later tegen de legers van Karel van Egmond. Bij het beleg van Poederoijen vocht zijn zwager Jan van der Aa, Heer tot Bokhoven, met hem mee. Deze laatstgenoemde krijgshandeling was vooral in het belang van 's-Hertogenbosch (en omgeving) als haven- en handelsplaats.

heerlijkheid10klOp zaterdag 25 oktober 1505 is ook Rosmalen een zelfstandige heerlijkheid. Jan van Baexen, ridder, mag zich dan officieel Heer tot Rosmalen gaan noemen. Hij is beleend met zowel de hoge, middelbare als lage heerlijkheid. Hij mag dus recht spreken in eenvoudige zaken, maar ook bij halszaken (misdaden die de doodstraf tot gevolg kunnen hebben).
heerlijkheid09klVanwege zijn verdiensten en goede naam wordt Jan van Baexen door Keizer Maximiliaan van Oostenrijk op 24 februari 1509 tot Laagschout van 's-Hertogenboch benoemd. Hij zal deze functie tot aan zijn dood blijven vervullen. Bij haar bezoek aan 's-Hertogenbosch in 1511 logeert Margaretha van Oostenrijk in het huis van Jan van Baexen. Voordat zij van daaruit naar Venlo trekt, wordt eerst nog een bezoek gebracht aan het Birgitinessen-klooster Coudewater. Tijdens de blijde inkomste van Karel V is Margaretha opnieuw bij Jan van Baexen te gast.

Als zelfstandige heerlijkheid heeft Rosmalen niet lang bestaan. Reeds in juli 1511 wordt Rosmalen door de stad ingelost. De belastinggelden op bier, brood, wijn, vlees en logement vloeien voortaan in de Bossche kas. Nieuwe herbergen, bakkerijen en brouwerijen mogen niet worden opgericht. Niemand mag ten nadele van de inning der accijnzen buiten het dorp "gaan teren, drinken of logeren". Wie zich daar niet aan houdt, kan op zeer hoge geldboeten rekenen.

Het wonen op het platteland te Rosmalen is in deze tijd geen pretje. Wanneer de Gelderse huurlegers er in september 1512 niet in slagen om 's-Hertogenbosch in te nemen, worden Hintham (met 9 van de 11 daar aanwezige molens) en Rosmalen (uitgezonderd de kloosters Annenborch en Koudewater) uit wraak in brand gestoken. Van de 68 'huizen' blijken er bij een telling te Rosmalen in 1515 nog maar 46 (opnieuw) bewoonbaar te zijn.

Als Jan van Baexen afstand heeft gedaan van de titel Heer tot Rosmalen, voegt hij zijn oude titel Heer tot Coninxvrij weer toe aan zijn naam. Hiermee zal hij zich blijven onderscheiden. Kort voor zijn dood verkoopt hij nog zijn goed Nieuw-Herlaer onder St.-Michielsgestel aan Aelbrecht Prouninck van Deventer. Jan had dit goed in 1492 van Jan van Renesse verkregen.
Als lid der Lieve-Vrouwebroederschap te 's-Hertogenbosch wordt zijn requiemdienst gehouden op 4 januari 1530.

Of de in 1529/30 heersende Engelse zweetziekte tot zijn dood heeft geleid, weten we niet. Als bijna 80-jarige kon hij in ieder geval terugzien op een zeer actief leven, daarbij niet vermoedend nog ooit vereerd te worden met een Ridder Jan van Baexen-park in zijn voormalige Heerlijkheid Rosmalen.